Ik verdwaal altijd in de Bijlmer

Ik verdwaal altijd in de Bijlmer. Niet omdat ik er nog nooit geweest ben. Maar wel omdat de logica van de planologische structuur in de Bijlmer niet bij me lijkt te passen. Het sluit gewoon niet aan. Hoe erg ik mijn best ook doe, op de één of andere manier lijk ik de meest gestructureerde wijk van Nederland niet te begrijpen.

Een wijk waar zelfs de buurten zijn ingedeeld volgens de letters van het alfabet, en waarbij ze voor de handigheid ook maar meteen alle straatnamen en gebouwen met dezelfde letter hebben laten beginnen.

Hoe logisch kun je het krijgen? Het zal wel een Amerikaans concept zijn. Heerlijk postmodern en volledig in de stijl van Le Corbusier, zo lekker in het vrije groen tussen al die hoogbouw en de overzichtelijkheid in. Maar goed, ik verdwaal dus altijd in dat soort omgevingen. Zo ook vandaag.

Ik was al te laat vertrokken en dwaalde vervolgens ruim een half uur tussen de H- en de K-buurt in. Voor het verhaal: Ik moest in de K-buurt zijn. Kraaiennest in de volksmond, in gebouw de Koornhorst. Samen met de H-buurt niet de meest comfortabele letter om in te wonen kan ik u vertellen. Toen ik na drie keer vragen eindelijk het goede straatje in reed, mijn auto geparkeerd had en besloten had dat hier geen parkeerwachters zouden wandelen komend uur, wachtte me nog de schone taak de juiste verdieping, met de juiste gang en tenslotte de juiste deur te vinden. En na het openen van de deur stond ik eindelijk oog-in-oog met S.

Een dertienjarig meisje dat sinds een week of vier met haar Ghanese vader in het flatje woont. S. heeft zeven jaar van haar leven in instellingen gewoond. Ze is enig kind. Een jaar geleden stierf plotseling haar moeder, waarna haar vader besloot om vanuit Ghana naar Nederland te komen om voor zijn dochter te zorgen. En nu zitten ze samen daar. In dat kleine flatje. Hij op een stoel, zij hangend op de bank etend van een tosti. Ze kijkt zo ongeïnteresseerd mogelijk als ze maar kan, in een tijgerprint topje waar haar te volwassen cupmaat te duidelijk uit naar voren komt. Op de andere bank zitten twee blanke vrouwen. De ene als vervangende voogd (de echte is op huwelijksreis), en de ander als gezinstherapeut die als overbrugging dient vanuit de laatste gesloten instelling waar ze verbleef. Zij moet vader en dochter, die als twee vreemden hier op een meter afstand van elkaar zitten, weer dichterbij elkaar brengen. Ik ga naast S. zitten en zwijg. We zwijgen allemaal. We zitten, kijken en zwijgen. Tot de gezinstherapeut het woord neemt.

Ze vertelt aan vader over vader. Over hoe hij de vorige keer zei dat S. als een vogeltje is, dat te lang had opgesloten gezeten in een kooitje. Het vogeltje zou schrikken van de vrijheid als het deurtje open zou gaan, en daarom moest dat voorzichtig begeleid worden. Het waren mooie en goede woorden van vader. Ik keek naar hem. Naar hoe hij rechtop op de houten stoel zat. Zijn handen gevouwen in zijn schoot, zijn blik naar beneden gericht. Een streng religieus man die uit eerbied ons net niet recht in de ogen aankeek. Hij had in Ghana zijn nieuwe vrouw en kind achter gelaten om hier te kunnen zijn. Om zijn andere kind te helpen nu er niemand anders meer voor haar was. Hij stond iedere dag om 5.00uur op om naar zijn werk te gaan. Productiewerk in een fabriek in Zaandam. Zes dagen in de week. Rond 16.00uur was hij weer thuis. Thuis in de postmoderne hoogbouw in de K-buurt. Moe, maar met een missie. De missie om zijn dochter te begeleiden een goede jonge vrouw te worden.

Helaas ziet zijn dochter dat anders. Heel anders. Terwijl hij werkt probeert S. te wennen aan haar nieuwe leven. In de K-buurt, in haar nieuwe huis, met een nieuwe vader die als een vreemde naast haar leeft en haar opvoeder probeert te zijn. Ze zwerft over straat, gaat niet naar school, is seksueel actief met volwassen mannen, heeft vorige week haar eerste zwangerschapstest gedaan, gebruikt drugs, drinkt alcohol en hosselt er op los. Maakt zo nu en dan illegaal geld, omdat ze nou eenmaal niet weet hoe ze het met haar dertien jaar legaal maken kan. Ze blijft nachten weg van huis zonder haar vader in te lichten. “Ongeveer drie keer per week” antwoordt ze, als ik voorzichtig vraag naar het aantal. Ze overleeft. Als een vogeltje wiens kooitje is afgepakt.

Op een steenworp afstand ligt haar oude huis. Een gesloten instelling voor forensische jeugd. Elf maanden lang stond haar bed daar. Er was school, begeleiding, internet en televisie. Er was eten en drinken en ze mocht zo nu en dan bellen. Er waren meer jongeren. Jongeren zoals zij, die haar begrepen. Of in ieder geval deden alsof. De deuren waren op slot, maar er was duidelijk en structuur. En nu is dat weg. Nu is er de wereld. En een vreemde man die vindt dat ze zijn regels op moet volgen. Alleen begrijpt ze zijn regels niet. En bovendien is hij boos. Boos dat ze niet de dochter is die hij droomde. Boos dat ze niet in staat is haar dankbaarheid te uiten voor het offer dat hij maakte. En nu zijn ze beiden boos. Haar tosti is op.

Vader zit nog steeds gespannen op zijn stoel, met de gevouwen handen. Zijn ogen zijn rood. Hij houdt zichzelf groot, maar ik vermoed een wanhoop en machteloosheid die op de één of andere manier sympathie bij me opwekken. Hij heeft het opgegeven zegt hij. Ze mag vertrekken. Hij heeft zijn eigen plannen. Zijn mooie vrouw en kind in Ghana. Zijn eigen leven. “Ik ben een religieuze man”, zegt hij. Hij kan niet leven met de keuzes die zijn dochter maakt. Ze staan zo haaks op zijn geloof. En tevens op de dromen die hij voor zijn dochter heeft.

Als blijkt dat er geen huisarts voor S. is, probeert de gezinstherapeut het opnieuw bij vader. Of ze bij zijn arts ingeschreven kan staan, er moeten medicijnen komen voor de ADHD van S. Maar vader weigert. Met rood doorlopen ogen die nog steeds naar zijn schoot staren. Ik kijk naar S. naast me op de bank. Ze incasseert. Kijkt met grote ogen naar haar vader en luistert naar zijn woorden. Haar ongeïnteresseerde blik is allang vertrokken, ook haar volwassen voorkomen is weg. Naast me zit een meisje van dertien. Een meisje dat afwachtend naar de man kijkt van wie ze totaal afhankelijk is als ze in deze chaotische wereld haar eigen weg zou willen vinden. En de man wijst haar af. Keer op keer op keer.

Het kost me heel even moeite om mijn professionaliteit te bewaren. De huiskamer is klein. We zitten met vijf mensen in een ruimte van drie bij vier en de spanning is voelbaar. Evenals het verdriet, de afhankelijk van het meisje, en de stille onmacht van een vader. Ik denk aan de geografie van de Bijlmer, aan de straten die allemaal op elkaar lijken, aan de letters van het alfabet en aan alles waar dit gezin (als je dat zo noemen mag) nu iets aan zou hebben. En dat zijn zeker niet mijn projecties. Langzaam lukt het om mijn persoonlijkheid weer te integreren met de kennis en vaardigheden die er ook zijn.

Vader en ik spreken ondertussen Engels met elkaar. We mogen discussiëren over de mogelijkheden. “How do you think you’re gonna fix it?” Zijn blik rust vijf centimeter onder mijn ogen en hij lijkt even op te leven bij het idee dat hij het niet meer alleen hoeft te doen. “It’s impossible. She doesn’t change.” zegt hij. S. staart weer naar vader. “I don’t know”, antwoord ik, “but we are gonna try. She deserves the chance don’t you think? But I can’t do it by myself. I need you in it”. “You’re a funny woman” zegt vader. “It’s not possible. How do you wanna do that?”.

Hij lacht. Hij lacht echt. Met open mond zijn witte tanden bloot. Het is de eerste keer tijdens het gesprek dat hij lacht. En voor ik het weet flap ik het eruit. Misschien omdat we in het Engels spreken nu, misschien omdat ik geniet van zijn lach. Maar het werkt. Gelukkig het werkt. “Well, with a little time, a little love and a lot of discipline”. Vader zwijgt. Hij knikt. Hij schudt. Hij knikt weer en zegt dan “Oke, you can try…’.  

We maken afspraken met de voogd, met de gezinstherapeut, met S. en ikzelf. We geven haar twee weken de tijd om te laten zien dat ze een poging doet om op veilige wijze de wereld te leren kennen. Om haar vader een kans te geven en het contact te zoeken, ook al is het moeilijk. Om hem te laten weten waar ze is als ze niet thuis komt en om daarnaast met mij af te spreken. De voogd gaat achter onderwijs en alternatieve woonplekken aan, de gezinstherapeut richt zich op de relatie tussen vader en dochter en over een week houden we een tussen evaluatie om te ontdekken of we allemaal nog op koers zijn. In de lift naar beneden zijn we allen overdonderd. Buiten schijnt de zon en blijven we te lang hangen voor het gebouw met de K, in de K-buurt.

Onderweg naar huis verdwaal ik weer. Één en al logica in de Bijlmer. Post moderne vervallen hoogbouw met groene veldjes en brede wegen. Met op- en afslagen naar andere wegen. Wegen die weer naar andere wegen leiden en je zo in vierkantjes laten rijden door buurten met letters. En kom maar weer eens terug op je beginpunt als je eenmaal de verkeerde afslag hebt gekozen. Ik begrijp die S. wel. Het lijkt allemaal zo eenvoudig en overzichtelijk, maar als je het systeem niet snapt, ben je mooi de klos.

mei 2010

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

© 2024 Annette Dölle . Theme by Viva Themes.

Ontdek meer van Annette Dölle

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder