Lang riep ik in situaties waar ik in zat, maar uit wilde dat je ‘in een brandend huis ook niet staan blijft’. De meeste mensen moesten dan lachen, maar ik meende het bloedserieus. Ik vond het van de zotte om iets te doen wat je eigenlijk niet wilt, en deed dat dan ook stelselmatig dus niet.
Hierdoor hopte ik van hier naar daar, ging waar de wind me blies, en wisselde met de seizoenen van baan. Alles ging zoals het ging en als iets niet stroomde, dan veranderde ik het systeem tot het wel weer stroomde. Zo nu en dan kreeg ik verbaasde blikken, vage vragen of moeilijke gesprekken, maar zolang ik zelf wist waar ik heen wilde, waren die allemaal geen enkel probleem. Vaker dan eens ben ik voor naïef uitgemaakt, en hoewel dat heus vervelend was (ik vond naïef tóen nog een negatieve eigenschap), kwam alles ook telkens wel weer goed.
Totdat ik bedacht dat het misschien eens leuk zou zijn om iets langer vol te houden, om door te zetten – ook als het niet leuk was- en ‘carriere’ te maken. Ik was per slot van rekening de dertig al gepasseerd (!). Er mocht wel eens een specialisme komen, in plaats van als de eeuwige generalist door het leven te gaan. Eerlijkheid gebied me te vertellen dat dit idee lichtelijk ingegeven was door een leidinggevende bij het bedrijf waar ik toen werkte. Het bedrijf kende namelijk een ‘Talentenklasje‘. Het talentenklasje mocht dingen leren, onderzoeken, en experimenteren. En aangezien ik dol ben op al die zaken, wilde ik dat natuurlijk ook. Ik wilde in dat klasje.
Maar ik mocht niet in het klasje. Het klasje was alleen voor universitair geschoolde mensen. En dat was ik niet. Ik deed alles immers net zolang tot ik er genoeg van had, en vertrok dan weer. En door zo’n instelling kom je in de meeste gevallen niet toe aan een universitaire titel. Dit had me nog niet eerder gestoord. En interesseerde me in werkelijkheid niet zo heel veel. Totdat ik het nodig had. Uiteraard probeerde ik het eerst zonder het papiertje. Maar dat mislukte (en toen hàd ik het al kunnen weten..) Maar nee. Ik stapte als ethisch moralist de baricade op. Waarna ik overwoog om de uitslag van een eerder gedane IQ test maar even op te sturen (achteraf natuurlijk ook weinig effectief). Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat het – voor meerdere doeleinden – best een goed idee was om dat universitaire ding te halen.
Dus in plaats van bij elke brand acuut rechtsomkeerd te gaan, besloot ik te blijven als ik rook bespeurde. Mijn motto ‘In een brandend huis blijf je ook niet staan’, kreeg een toevoeging: ‘Voor je vertrekt kun je best even een brandslang zoeken’. Nou. Dat heb ik geweten. En welgeteld vier jaar volgehouden. Ik belande bij Sociologie (waar ik verliefd op werd), maakte prachtige avonturen mee en leerde meer dan ik dromen kon. Carriere-technisch liep het anders, en belande ik uiteraard niet in het ‘Talentenklasje‘. Maar hé, ik had wel de brandslangen gezocht voor ik wegging…
Hoe lang zoek je voor je gaat? Hoe herken je het verschil tussen een Dip en een Cul-De-Sac? Hoe weet je of dat kleurrijke, sprankelende weggetje niet stiekem naar de heks leidt, of dat het te doorkruizen oerwoud je bij de prachtigste regenboog watervallen brengt? Dat weet je niet. Je gaat. Je leeft. En je loopt. En je voelt. Je kijkt om je heen en probeert door signalen de toekomst te kunnen voorspellen. En misschien is dat wat leven is.
Zijn waar je bent, en om je heen kijken. Genietend van de bloemen, bomen en de vlinders op je pad. De slangen ontwijkend. De brandnetels omzeilend. En soms, als je even niet goed kijkt. Of gewoon omdat je pech hebt, brand je je toch. Word je gebeten. En is het tijd om even stil te zijn. Opnieuw te kijken. Jezelf te verzorgen en te herstellen. Maar om altijd te blijven. Om altijd te blijven zijn waar je op dat moment bent. Misschien is dat wat leven is.