Niemand ziet het. Dat ik sta te trillen als een rietje. Gelukkig ben ik vermomd als zelfverzekerde Smart & Sexy vrouw, maar daar houdt het verder dan ook mee op. Iedere zenuw in mijn quasi-ontspannen lichaam voelt aan als pudding, en ik kan op de millimeter nauwkeurig mijn buik lokaliseren. Ja. Het gaat goed in mijn lijf. Het gaat briljant. Het doet het tenminste allemaal nog. Daar valt niet over te twisten.
Maar toch wil ik naar huis. Ik wil zo graag naar huis. Hoe kwam ik er in vredesnaam bij om in de treincoupé te gaan zitten in deze outfit? Het lijkt alsof ik zo van het ene universum het andere ingewandeld ben. Zonder. Zonder dat ik het door had. Alsof ik even vergeten was op te letten. Ik zit opeens in de wereld van de sociale codes en ik doe er nog aan mee ook.
Naast me zit een jongen. Hij heeft al twee keer naar me gekeken. Het kan natuurlijk zo zijn dat hij mijn outfit wèl leuk vindt. Maar het zou ook kunnen dat de jongen zich, net als ik, af vraagt waar ik mee bezig ben. Dat hij me door heeft. Dat ik hartstikke leuk acteer maar ondertussen duizend doden sterf.
Hij ziet een blauw, standaard jurkje. Een jasje er overheen. Twee aubergine kleurige hakken. Met mij daarin verstopt.
Ik lijk op iemand waar ik niet op lijken wil. Maar dan ook nooit. Me confirmeren aan uiterlijke concessies. Iets aan trekken omdat de omgeving dat bedacht heeft. Stiekem – maar dit moet echt onder ons blijven – verafschuw ik mensen op bedrijfsparken die de juiste lease auto rijden, de perfecte macro biotische lunch eten, de juiste lengte rok dragen en sex hebben in de meterkast. Ik vind het vre-se-lijk. En dat standpunt blijven handhaven, dat is dus nu mooi mislukt. Want ik zit hier in een jurkje. Met een jasje. En hakken. En niet omdat ik het wil. Maar omdat ik vond dat het moet.
Omdat ik naar een hotel aan de zee moet. Waar ik met mensen in een pak werken moet. Die allemaal sociale codes handhaven. Want dat moet. In die sector. En nu. Potverdorie. Zit ik opeens ook aan die sociale code vast. Want dat moest. Vond ik.
De jongen kijkt ondertussen uit het raam. Dat is fijn. Want die jongen kan er ook niets aan doen. Dat ik zo nodig een eigenwijs controversiële deelnemer op deze planeet ging worden, ligt niet aan de planeet. Het ligt aan mij. Dat weten we allang. Ik en de planeet.
En het is ook niet zo dat ik niet van jurkjes houd. Of rokjes. Hempjes, of hakjes. Integendeel. Hijs mij in een jurk en je hebt geen kind meer aan me. Ik zwier en ik zwaai. Ik ben een blije Annette. En dat is nu net waar het vandaag mis ging. Want ik ben niet blij. Ik tril. Maar dat kun je niet zien. Want ik moest zo nodig sociaal gewenst doen. ‘Ik wil gewoon mijn gympies terug’ denk ik. Mijn gympies en een spijkerbroek. Of een jurk. Dat mag ook. Als ik nu mijn gympies maar even krijg.
Mijn gympies hoorden bij mijn ‘oude’ leven. Dat leven waar ik van hot naar her fietste. Gesprekken voerde. Tientallen op een dag. Waar ik heel veel springen mocht. En dat ook deed. Waar ook sociale codes waren. Maar die lapte ik aan mijn gympie. En iedereen vond dat leuk. Dat maakte mij namelijk een goede hulpverlener. Want hé, als ik het kon dan kon toch iedereen het?
De trein is aan de zee. En ik stap naar buiten. Daar is het strand. Met de duinen. Het water en de golven. Het is mistig. Want het is nog ochtend. Er lopen alleen een paar mensen met een hond en een verdwaalde jogger. Je hoort niets. Behalve mij. Ik en mijn geklik-klak op de stenen.
Een uur later ben ik een balie, en een lobby verder. Nog steeds in dat jurkje. En op zich moet ik zeggen – het staat niet gek. Ik. De outfit. En de omgeving. Het is alleen raar. Heel raar. Want van binnen ben ik nog steeds dezelfde versie van mezelf. Althans, een trillende versie, maar dat even daar gelaten. Ik moest alleen die hakken aantrekken en deze omgeving inwandelen. En nu ik het hele circus voorbij geklik-klakt ben, kan ik opeens weer gewoon Annette zijn. Dingen zeggen die buiten de kaders vallen. Aansluiten bij de beleving, en praten over dat wat onder water ligt.
Tijdens de gesprekstraining is er een mevrouw die wel veranderen wil, maar niet zo goed door heeft waarom. En ze heeft al helemaal geen notie van de functie die dat dan zou moeten hebben. We werken een tijdje. Zij zoekt een tijdje. Maar vindt niets. En opeens hoor ik mezelf zeggen:’ Weet je wat jij moet doen. Je moet je gympies inruilen voor hakken. Dan gaat het straks allemaal vanzelf.’ Ja. Natuurlijk…
hoe herkenbaar! dat gevoel van waar ben ik toch aan begonnen? wat heb ik me toch in mijn hoofd gehaald?
Dank je voor dit heerlijke stukje leesvoer!