Dit blog is de eerste in een serie over het gat tussen de beleidswereld en de werkelijkheid in de praktijk. In het besef dat de beleidskant niet te veranderen is, omdat er minder urgentie leeft, zet ik de komende tijd een aantal gedachte-experimenten op een rijtje. Zonder waarheden, met interpretaties.
‘Mensen komen pas in beweging als ze urgentie ervaren èn een persoonlijk belang’. Het is een bekende wetmatigheid. Daarmee is het direct ook één van de redenen waardoor ik een voorliefde voor de uitvoerende kant van het publiek domein heb. Enerzijds omdat ik zelf uit die praktijk kom. Anderzijds omdat werken met mensen in de praktijk kortere lijnen creëert en directe bevrediging oplevert.
Niets ten nadele van beleidsmedewerkers, maar het ontbreken van urgentie is vrijwel altijd voelbaar op het moment dat theorie de boventoon voert. Waar in mijn hoofd de theorie accuut gekoppeld wordt aan praktische bezwaren, moet de beleidsmedewerker scenario-denken. Een mentaal schouwspel volgt, waarbij ijdel optimisme altijd lijkt te winnen (wat dat betreft zijn plannen-schrijvers uiterst positieve mensen).
Bureaucratie is een synoniem voor handelingen die niet doorleeft zijn
Trek je mijn denklijn even door, dan kom je al snel tot de conclusie dat bureaucratie zoals wij hem kennen eigenlijk een verzinsel is, dat enkel bestaat bij de gratie van niet-doorleefde automatisering. Geen enkele verpleger, agent, leraar, arts, schooldirecteur, hulpverlener of handhaver zal papieren plannen laten winnen op het moment dat er gehandeld moet worden. Althans, ik heb het nog nooit gezien.
Wel ken ik de aangenomen arrogantie van bedenksels, opgeschreven door mensen die alleen boeken hebben gelezen. Begrijp me niet verkeerd, lezen is essentieel! Maar enkel lezen helpt je de wereld niet te kennen. Theodore Roosevelt vertaalde dit op 23 april, 1910 in Parijs al in een speech die nu nog steeds de wereld overgaat:
“It is not the critic who counts; not the man who points out how the strong man stumbles, or where the doer of deeds could have done them better. The credit belongs to the man who is actually in the arena, whose face is marred by dust and sweat and blood; who strives valiantly; who errs, who comes short again and again, because there is no effort without error and shortcoming; but who does actually strive to do the deeds; who knows great enthusiasms, the great devotions; who spends himself in a worthy cause; who at the best knows in the end the triumph of high achievement, and who at the worst, if he fails, at least fails while daring greatly, so that his place shall never be with those cold and timid souls who neither know victory nor defeat.”
Ga voor de verandering eens in de arena staan en leer de vloer kennen
Het is aan te bevelen eens de arena in te stappen. Niet voor een paar uurtjes of een dagdeel. Maar echt. Niet als slachtoffer of medeplichtige. Maar als uitvoerende van dat wat we als maatschappelijk belang hebben vormgegeven. De medemens helpend en ondersteunend. Het grote onderscheid met zelf een burgerslachtoffer of betrokkene zijn is, dat je als hulpverlener fysiek, mentaal en emotioneel ervaart dat je soms níks voor de ander doen kan. Dat je wel wil, dat alle mogelijkheden voor het oprapen liggen, maar dat procedures en protocollen in de weg staan.
Het goede nieuws is dat er een soort ‘ondergrondse werkelijkheid’ bestaat. We zouden dit de informele laag kunnen noemen, maar het is iets anders dan dat. Een ondergrondse wereld van uitvoerenden die efficiënt en effectief het goede doen. Je herkent ze enkel als je de code weet te kraken, die simpelweg uit hetzelfde gedrag bestaat. Zinnen als ‘Dat mag niet’ worden omgebogen naar ‘Ik kijk wat ik kan doen‘. In fracties van seconden wordt de ander gescand en worden inschattingen gemaakt over ieders intentionele handelingen. Kom je beiden door de scan? Dan bestaat de bureaucratie niet meer.
Bewegende bureaucratische processen
Rond 2006 kwam ik regelmatig op het hoofdbureau van de politie in Amsterdam als een jong-volwassene uit het gedragscentrum waar ik werkte, opgepakt was. De procedure was dat wij er niet bij mochten als de advocaat nog niet langs was geweest. Maar 80% van de keren waren wij eerder en zat er een jongere in paniek in een cel. In alle gevallen werd er een uitzondering gemaakt, en mocht ik er heen. Even geruststellen. Omdat de mensen die bij het cellencomplex wísten dat íedereen – de jongere, de advocaat, de politie en de samenleving – er geholpen mee waren als de jongere zo snel mogelijk ontspannen en rustig was. Dan wacht je niet op procedures.
Dit is géén uitzondering. Dit is normaal voor miljoenen mensen, werkzaam in het publiek domein in een uitvoerend beroep.
De blasé houding die soms ontstaat als er een ‘nieuwe’ regel wordt bedacht dat sociaal werk laagdrempeliger of makkelijker moet maken, komt omdat iedereen allang doet wat de rest nog niet bedacht heeft. Er is niks verlicht aan het bedenken van nieuwe procedures, als je vergeten bent de uitvoerende te vragen welke pragmatische routes ze nu al volgen om dingen voor elkaar te krijgen.
Mensen zijn maatwerk
Het obstakel is even simpel als complex: Mensen zijn maatwerk. Wat zoveel inhoudt dat wanneer je niet in staat bent je ego opzij te zetten, en gewoon je werk te doen om mensen gezond en gelukkig te maken, je hier nooit een stap in verder komt.
We kunnen blijven praten over het tijdsframe waarin we leven. Over digitale, parallelle werelden. Langzamerhand begin ik AI en ChatGPT als afleidingsmanoeuvres te zien voor de werkelijke puzzels. Ik hoor al ruim vijftien jaar dat de wereld zo snel verandert. Eerst was het enigszins waar, en toen ontdekte de overheid het. Die nu denken dat ze er als pioniers bij zitten, maar gelukkig (!) wel begrijpen dat ze in beweging moeten komen.
We blijven collectief praten over modellen die tijdelijk van aard zijn, en goed toepasbaar, maar beseffen we ons wel dat deze beweging altijd zal blijven bestaan? Dat de verandering hierna niet stopt. En dat we zelfs in ons beperkte leven deze ontwikkeling moeten blijven onderhouden.
‘Het is al een oud boek’ flapte ik er uit toen ik vorige maand in een gesprek zat bij de politie organisatie.
Voor me lag ‘Reinventing Organizations’ van Frederic Laloux. Ik had het zelf (in 2014) in een ruil voor een tweet gekregen als gratis PDF. Inmiddels is het boek zeer bekend, maar het startte mondjesmaat en kwam via internationale vrienden – die ik van de eco-dorpen kende – op mijn pad. De mensen waar ik in Nederland mee omging waren allen in ‘Exponential Organizations’ van Salim Ismail gedoken, dat een lijkende titel had maar een flink nuance-verschil kende. Ik kon me niet vinden in de technologische component, al zie ik heus de belangrijkheid er wel van in. Reinventing Organizations was daardoor iets dat altijd op de achtergrond met me mee reisde. Maar de laatste tijd lijk ik het vaker ter tafel te mogen brengen!
‘Oud?‘ zei de ander aan tafel. ‘2014! Dat is nog maar negen jaar geleden, joh’. En toch.