‘Wat zou je eigenlijk willen dan?’, vroeg Caroline. Ik lachte. Tja. Wat ik het liefste zou willen was stiekem best duidelijk. Althans. In mijn hart. Maar de twee weken hiervoor had voorzichtigheid zich vermengt met de droom. De voorzichtigheid die door anderen buiten mij gedeeld was. Ze dachten dat ik te groot droomde. Wekenlang was het me gelukt die voorzichtheid buiten de deur te houden. En alleen maar te luisteren naar de mensen die me aan de zijlijn hielpen en ondersteunden. Maar nu sijpelde de voorzichtigheid er tussen door. En dat helpt je niet. Tot die dag was heerlijk. Ik danste op wolken, en zweefde over velden.
Maar toen kwam er ook de dag dat ik moe werd. En ontvankelijker voor de voorzichtigheid. Voor de tegen-argumenten en de hobbels op het pad. Ik twijfel nooit aan de aanwezigheid van hobbels, want ze zijn er nou eenmaal. En het zou dom zijn ze te ontkennen. Daarbij. Mijn ogen werken ook nog steeds heel prima als ik dansend door het leven ga. Maar in de praktijk maakt het uiteraard een immens verschil of ik dans en huppel, of sjokkend het pad bewandel en de kans op struikelen daadwerkelijk groter wordt.
Nu ik moe werd zag ik de struikelmomenten naderen. Dus vermengde mijn droom zich met voorzichtigheid. En bleven boze tongen langer hangen in mijn hoofd. Ik keek uit, en verlangde naar het moment dat er mensen zouden gaan delen in de droom. Doeners die dromen kunnen combineren met aardse praktijken. Ik zwaaide naar ze, en riep ze toe. En ze zwaaiden terug! Ook zij keken uit naar het waarmaken van de droom!
En toen was er eindelijk die namiddag. Gisteren. Die, na vertraging door griepvirussen en logistieke kruisingen, eindelijk concreet werd. In een lege ruimte omringd door glazen wanden en krachtige zwart-wit tekeningen, keek ik voor me uit over de grote donkeren tafel die er stond. Massieve stoelen sloten de tafel in. Behalve degene waar ik op zat. Vandaag zou het gebeuren. Vandaag zou de droom zich verplaatsen van mij naar ons. En ik was blij. En bang tegelijk.
Twee uur later lag er snoep op tafel. Gingen pakken sap van hand naar hand. Werden gekleurde viltstiften uitgewisseld. En waren de massieve stoelen gevuld met mensen. We spraken over KeepItCleanDay! en de uitvoering er van. We deelden gedachten, grenzen, verwachtingen, vragen en wensen. En toen kwam die speciale vraag. Eerst van Kamilla. Toen van Caroline. En anderen vulden aan. ‘Hoeveel mensen zou je willen?’ Tja. Ik lachte.
‘Gemiddeld doet er in een land 5% tot 14,7% van de bevolking mee. Waarbij Slovenie het actiefst was met 250.000 deelnemers op een bewonersaantal van 2 miljoen. Maar ja…’. Ik stopte even. Tien paar ogen staarden me aan. ‘Ik moet misschien ook niet teveel willen. Dus. Ik dacht dan aan 200.000. Maar nu zeg ik soms ook 500.000. Dat is ongeveer 3%.’ Een beetje stotterend kwamen er drie getallen en veel overwegingen uit. Ik ben nogal transparant. ‘Maar wat wíl je?’ Vroeg Caroline weer.
‘Nou. Dan wil ik 1,7 miljoen.’ Ik schrok van mijn eigen woorden. Dat zijn immers heel veel mensen. En waarom is dat nou zo nodig? Zijn wij minder als we niet de gemiddelden van de andere landen evenaren? Is de vergelijking eerlijk? België en Nederland zijn zulke dichtbevolkte landen. Is de reëele verwachting van deelnemers wel evenredig aan dat bewonersaantal in verhouding met de kilometers? Het doel is namelijk: Nederland Schoner maken. Het doel is niet: Zoveel mogelijk mensen vinden. Al maken vele handen licht werk. En is de ultieme kracht van de WorldCleanUp juíst het inzetten van collectieve kracht. Het is naast de digitale applicatie om afval in kaart te brengen [wat in Nederland en Belgie door de dichtbevolktheid niet hoeft], de grootste tool van de CleanUpDays: Collectiviteit.
‘Dus.’ zei ik. ‘Dat zou ik wel willen: 10% van de Nederlandse bevolking. Maar of dat…’ Ik kon mijn zin niet eens afmaken. De dertig seconden daarna gingen als in een roes voorbij, waarbij ik elke pixel die ik waarnam en iedere klank die ik hoorde onmiddelijk vastlegde in mijn brein. Een golf van verwondering overviel me. Van vrolijke verwondering.
Want. In plaats van voorzichtigheid kwam er kracht vanuit de groep. Openheid, Speelsheid, Enthousiasme en vooral een groot geloof dat het geen onzin was! Dat we konden proberen deze droom waar te maken. Ik vermoed dat mijn ogen als schoteltjes zo groot werden, en langzaam voelde ik de voorzichtigheid weer uit mijn systeem sijpelen. De minuten erna spraken we nog meer. We lachten, deelden en discussieerden over realistische interventies.
Maar voor mij was het klaar. De wens en de angst die ik allebei had gehad waren samen gesmolten daar aan tafel. Op dat ene moment. En ook al ben ik er heilig van overtuigd dat één persoon een verschil kan maken, ik weet ook dat níemand het alleen kan. En dat heeft zich gisteren maar weer eens bewezen.
Prachtig mooi geschreven Annette… ik wou je net vandaag vragen : ‘wat doe je als je je overmand voelt door de schaal van dit alles en de hobbels op de weg’ Ik lees het antwoord in jouw brief… dank je wel voor je inspirerende woorden. Liefs, Eef